top of page

Fifty shades of green & familiebezoek

Op nog maar zo’n 200 km van de grens met Colombia, en weinig interessants meer op de route, is het tijd om de Ecuador-blog te schrijven. Ecuador in 3 woorden: groen, gastvrij, gevarieerd. Ecuador is in grofweg 3 stukken te verdelen: Galapagos, de kust, de Andes/het gebergte en de Amazone/jungle. En het fijne van Ecuador is dat je in slechts 1 dag van het gebergte naar midden in de jungle kan rijden, en in 2 dagen van jungle naar kust. Zoals we in de vorige blog al schreven was dat echt iets waar we naar uitkeken.

De grensovergang vanuit Peru verliep bijzonder soepel, en hoewel we een uurtje (of misschien wel 2?) op een of andere code moesten wachten (een foto van onze documenten werd via het internet van de buren naar een andere grensovergang gestuurd of zo), voelde het als een warm welkom aan. We kletsten wat met de vriendelijke douaniers en wachten rustig af in het zonnetje. ’s Middags arriveerden op een heel fijne camping in Vilcabamba, waar Marleen iedere ochtend gratis een yoga-les (met uitzicht) bijwoonde en Herke zich tegoed deed aan de cappuccino's in het cafe. Het plaatsje zelf bleek de Ecuadoraanse Benidorm voor Amerikanen te zijn, die hun dag doorbrachten met geleuter en gewauwel over de dagelijkse kwaaltjes, pijntjes en roddels terwijl ze loom aan hun mega-gezonde-sapjes lurkten. Tegelijkertijd fascinerend en knetter-irritant.

Nationale Park Podocarpus (vernoemd naar een conifeer die helaas door ontbossing nu niet meer groeit in het park) was de volgende stop, waar Marleen een wandeling maakte over modderige paden en een bergrug met aan beiden kanten afgronden (en een stevige wind, dus best spannend). Er trok ook nog

een dikke mist over de berg, en doordat dit dagelijks gebeurd was hier een soort heksenbos vol mossen en begroeide bomen ontstaan.

In Cuenca verloren we een stukje van ons hart, en hopten we voornamelijk van cafe naar cafe voor koffies, sapjes, taartjes en broodjes. Een gezellig koloniaal stadje waar we heel goedkoop op een parkeerplaats in het centrum konden overnachten. Grote kathedralen, smalle straatjes met kleurrijke panden en vrolijke mensen met de welbekende Panama-hoeden (die dus niet uit Panama komen maar uit Ecuador, en slechts via Panama geëxporteerd werden. Is dat misverstand ook weer opgehelderd).

Vlakbij Cuenca ligt Nationale Park Cajas, waarvoor we weer een behoorlijk stuk moesten stijgen (koud). Dit betekende dat we weer omringd werden door de in Zuid Amerika bekende ‘paramo’. Wikipedia omschrijft dit als 'neotropisch alpine ecosysteem’ (vanaf 3500 meter hoogte tot aan de sneeuwgrens), en mocht dit je niks zeggen dan hoop ik dat onze foto’s genoeg verduidelijking verschaffen. Cajas heeft een beetje een mysterieuze en onheilspellende uitstraling met haar grauwgroene vegetatie, zwarte gesteente en laaghangende donkere wolken. Heel tof, maar na 1 hele koude nacht zijn we toch maar weer wat warmte op gaan zoeken.

We bezochten de bekendste archeologische plek van Ecuador: Ingapirca, waar de Inka’s (zoals altijd) het fort van de Canari hebben overgenomen/ingepikt. Een strategische locatie doordat het op een heuvel ligt en 360 graden uitzicht biedt. Hoewel zo’n 60% herbouwd is, is de zonnetempel in al die eeuwen intact gebleven. De ruïnes werden pas in de jaren ’60 van de vorige eeuw ontdekt door varkensboeren die hun vee daar op lieten grazen.

Inmiddels kregen we ook bericht uit Nederland dat de moeder en broertjes van Marleen op zeer korte termijn op bezoek zouden komen, dus besloten we wat kilometers te maken richting Quito. We brachten nog een nacht in Banos door, waar we een biertje dronken met Huub (die Herke al zo’n beetje zijn hele leven kent uit Rijpwetering), en stopten onderweg bij Nariz del Diablo, waar op ingenieuze manier een trein de berg op zigzagt.

In Quito heeft Herke zo’n 2 dagen ziek op bed gelegen (waarschijnlijk doordat de ketchup niet meer goed was), en uit de auto gekotst. Verder hebben we ons vooral bezig gehouden met de komst van ons bezoek, door een dakrek en nieuwe radio (yes, auto-upgrades, er volgen er later in de blog nog meer) te regelen. We hebben 1 dag in het oude centrum van Quito rondgelopen, maar vonden het vooral erg druk en vol met bedelende mensen.

Op 22 oktober konden we onze bezoekers: (schoon)mama Dea en broertjes Rick en Loek ophalen bij het vliegveld, samen met 1 kilo oude kaas (mjamjam!) en ons nieuwe solar panel (hiephoi, bijna altijd stroom). Na dikke knuffels en hyperactief alle verhalen van de afgelopen 7 maanden in een halfuur te vertellen, werd de bagage op het dak gebonden, 3 volwassen lijven op de achterbank gepropt en reden we zwaarbeladen (de auto hobbelde na elk minuscuul heuveltje nog lekker door) naar de warmwaterbaden van Papallacta. Door de stomende baden werd iedereen lekker rozig, en ook de hoogte (boven de 4000 meter) deed z’n werk, dus op weg naar de slaapplek werd het al bijzonder stil op de achterbank.

De volgende dag bezochten we de waterval San Rafael, die door de regenval met nog meer kracht dan normaal naar beneden stortte. Ook de waterval Rio Malo was indrukwekkend, maar vooral doordat de wandeling er naartoe bijzonder uitdagend was. De bamboe-paal die brug fungeerde lag namelijk onderwater, maar we hebben allemaal semi-droog (het regende nog steeds) de overkant gered. De waterval zelf was nauwelijks te zien omdat al het water in ons gezicht waaide.

In Puerto Misahualli bevonden we ons al een stuk dichter bij de Amazone, en dat merkten we aan het klamme en warme klimaat, de overvloed aan groen, de junglegeluiden en de aapjes op de stranden aan de oevers van de rivier. We maakten een kort boottochtje door de jungle en Rick vond kakkerlakken in zijn rugzak. Erg leuk allemaal ;-)

We reden nog verder de jungle in, langs koffie- en cacaoplantages, en belandden in Coca, waar de weg zo’n beetje ophoudt en je alleen per boot verder de Amazone in kunt. We boekten een 2-daagse tour bij de mannelijke versie van Pocahontas (met grote snor, en nog grotere glimlach) en per boot werden we zo’n 80 km verder de Rio Napo op afgezet bij een lodge.

Ondanks dat 2 dagen misschien wat kort is, heeft ons gids er alles aan gedaan om ons zoveel mogelijk te laten zien. We leerden van alles over de planten en dieren die in Park Yasuni leven, maar ook over bedreiging van de ontbossing (voor landbouw; voornamelijk voer voor het vee) en oliewinning (en dan vooral de vervuilende manier waarop gewerkt wordt en het water vervuild wordt). We maakten verschillende wandelingen door de jungle, visten op piranha (en aten de vangst ’s avonds op), maakten een krokodillentour in de avond, dronken het water uit een gekapte liaan, aten levende limoenmieren (niet geheel vegetarisch, maar ik wilde deze delicatesse niet missen), smeerden ‘drakenbloed’ (sap van een boom) op onze armren en benen tegen de jeuk van de talloze muggenbulten, en dansten ongemakkelijk een welkomstdans met een lokale stam, terwijl onze gids waterdraagtasjes, hoofdtooien en armbandjes vlocht van de vezels van jungle-bladeren. Het maakte allemaal grote indruk.

We vervolgden onze weg naar Tena, waar wij als verlaat verjaardagscadeautje mochten raften op de Rio Jatunyacu. Met z’n vijven en nog 2 Duitse jongens (Rick bezorgde er 1 een blauw oog met zijn peddel) peddelden we vol adrenaline over, door en langs draaikolken en stroomversnellingen. Supertof! We waren aan het einde van de dag allemaal uitgeput, Herke iets meer dan de rest want hij werd de hele tijd als een speelpop overboord gegooid door de gebroeders van der Zwan.

De, wederom, bijzonder groene rit naar Banos bracht ons langs ravijnen en watervallen, waarvan we er 1 bezochten: Pailon del Diablo. In Banos is ook een ‘grote-mensen-schommel’ op 170 meter hoogte, die Rick, Loek en Herke graag even uitprobeerden. Zoals ieder avond speelden we een fanatiek potje Machiavelli (heel tof spel, dat Rick bij ons heeft achtergelaten :D) en zochten vroeg ons bedje op.

Onderweg naar hostel Llullu Llama stopten we even om vulkaan Cotopaxi te bewonderen (die 5 minuten later in wolken gehuld en vrijwel onzichtbaar was). Zodra we de snelweg verlieten reden we over hobbelige zandweggetjes die uitgegraven/uitgesleten leken te zijn, en met de optrekkende mist en diepe ravijnen werd het een spannend ritje. De volgende dag bezochten we het indrukwekkende, groene kratermeer Quilotoa, waar we een tijdje van het uitzicht genoten hebben voordat we aan de lange weg naar kustplaats Puerto Lopez begonnen.

Achteraf gezien hadden we de rit misschien over twee dagen moeten verdelen, maar ja, dat is makkelijk praten. Uiteraard deden we er wat langer over, en dat resulteerde erin dat we het laatste stuk in het donker moesten rijden. En dat ging dit keer mis… We reden net een stadje uit, trapten het gaspedaal weer in en wilden een auto inhalen die op dat moment besloot een u-bocht te maken zonder ook maar 1 seconde in zijn spiegels te kijken. Herke reageerde mega-snel door mee te sturen met deze wegpiraat, en kon daardoor de grootste klap afwenden. Helaas liepen we wel een flinke deuk aan de rechterkant en wat rij-angst op. Om het allemaal nog wat lastiger te maken, trok er de laatste 50 km een enorm dikke mist op en konden we letterlijk geen hand voor ogen meer zien (afwezige straatverlichting, wegbelijning en onze ietwat hoog afgestelde LED-verlichting hielpen ook absoluut niet, dus hingen we met z’n vijven uit het raam om te voorkomen dat ik de auto de afgrond in reed). Gelukkig werden we uiteindelijk ingehaald (hoe kan het ook anders als je nog meer kilometer per uur rijdt) en konden we achterlichten volgen.

We hadden genoeg gezien, gedaan en meegemaakt om een rustdag te verdienen, dus deden we de volgende helemaal niets. We boekten voor de volgende dag een tour naar Isla de la Plata (a.k.a. poor men’s Galapagos) waar we eindeloos veel broedende blue-footed boobies zagen, die ons vermaakten met hun onhandige gewaggel en stuntelige landingen. Op de terugtocht naar het vasteland spotte een oplettende mede-passagier walvissen, waarop de kapitein een ommetje maakten en we een halfuur, zonder succes, probeerden zwarte bulten vast te leggen en 1e rangs toeschouwers waren van een walvis-show.

Het strand van Santa Marianita werd onze volgende stop, waarvandaan Rick zijn vlucht terug naar Nederland pakte. Met z’n vieren reden we door naar Canoa, waar we nog een dag surfend/zout-happend (Marlee boos want bikini zat all over the place; deze foto’s houden we voor onszelf ;-)) doorbrachten, voordat we naar vogelparadijs Mindo vertrokken. We bezochten een vlindertuin, waar we vogels uit hun cocons zagen kruipen en hun nog-verkreukelde vleugels droogden, en gingen ’s ochtends vroeg met een gids op pad om vogels te spotten. We zagen talloze gekleurde vogels, maar het hoogtepunt waren de toekans, waarvan er 1 baby-toekan gevoerd werd door papa/mama-toekan.

Via een hobbelige, maar erg mooie omweg door de Intag-Vallei reden we naar Otavalo, wat bekend staat om de souvenir-markt. We hebben allemaal goed ingeslagen en een extra tas gekocht om de kleurrijke kleden, dekens en Alpaca-sjaals naar Nederland te vervoeren. En na een logeerpartij van mama Dea en Marleen in de auto was het ook tijd om van hen afscheid te nemen… er werden wat traantjes weggepinkt, geknuffeld en Loek kwam nog zo’n 10 keer teruglopen om nog even te zwaaien voordat ze echt uit beeld verdwenen. Het was na 3 drukke weken best raar om ineens weer met z’n tweeën te zijn. Gelukkig hadden we een aantal missies om ons af te leiden, waaronder wat auto-upgrades en reparaties.

We hebben de auto schoon laten spuiten en de onderkant laten invetten, en eindelijk de was gebruikt die we al sinds Bolivia meezeulen. Op de deuk na, zag ie er dus weer als nieuw uit! Oh, en de deur met deuk ging niet meer open, wat licht onhandig was omdat dit Herke’s slaapkamerdeur is, dus die hebben we bij een garage laten repareren. De banden hebben de eerste 10.000 km erop zitten, en zijn weer opnieuw uitgebalanceerd/uitgelijnd, de motorolie is weer ververst en de bumper weer goed vastgezet (was door de hobbelweggetjes een beetje losgetrild).

De plastic bakken met onze kleding, keukenspullen en klus/reserve-spullen konden niet langer met ducktape en tie-wraps bij elkaar gehouden worden en zijn nu permanent vervangen door zelf-geknutselde houten bakken.

Onze tweede missie-ter-afleiding was ook niet verkeerd: een vakantie naar de Galapagos boeken. We reserveerden een 8-daagse cruise met jacht Eden (die we met een 10 cm dikke stapel contant geld - in 2 dagen met alle passen bij elkaar gepind - bij de bank moesten afrekenen) naar de Centraal/Oostelijke eilanden van de Galapagos. Voor wie niet helemaal meer weet waarom de Galapagos ook alweer zo bijzonder zijn: De Galapagos is een eilandengroep op zo'n 1000 km van de kust van Ecuador. Ongeveer 180 jaar (in 1835) geleden bracht de jonge bioloog Charles Darwin, tijdens zijn 6 jaar durende reis aan boord van het schip Beagle, een bezoek aan de Galapagos. Onder andere door wat hij ontdekte op deze unieke vulkanische eilandengroep baseerde hij uiteindelijk zijn evolutietheorie. Hij zag namelijk dat de dieren op ieder eiland net iets anders waren; ze hadden zich aangepast aan de leefomstandigheden die op dat eiland van toepassing waren. Het ontbreken van natuurlijke vijanden zorgde er ook voor dat veel dieren zich anders ontwikkelden dan op andere plekken in de wereld. Mijn lievelingsvoorbeeld is de marine iguana (zeeleguaan) die leerde zwemmen bij gebrek aan voedsel op het eiland, en nu zeewier eet en het overtollige zout via zijn neusgaten kan uitniezen. Het is zelfs zo dat door de warme stroming El Nino, die elke 5-7 jaar langskomt en veel vissen en onderwaterplanten doet sterven, de leguanen hun lichaam zo'n 20% kunnen laten krimpen waardoor het die periode minder voedsel nodig heeft. Briljant toch?

Geïntroduceerde dieren (waaronder geiten, ratten en parasitaire vliegen), de enorme stijging van het aantal toeristen en inwoners (tussen 1990 en nu ongeveer verviervoudigd) en de opwarming van de aarde hebben het ecosysteem behoorlijk verstoord. Er zijn gelukkig op dit moment genoeg organisaties die zich bezig houden met het herstel en behoud van de Galapagos. Zo staat de teller van het aantal landschildpadden weer op zo'n 20.000 (de eieren werden opgegeten door de ratten), is er niet lang geleden nog een nieuw soort iguana ondekt (een roze leguaan), en bleek de bekende schildpad Lonesome George (ongeveer 120 jaar oud geworden) toch niet de laatste van zijn soort te zijn.

Ik weet gewoon niet waar ik moet beginnen met het omschrijven van wat we allemaal hebben gezien en gedaan… het was zo’n unieke ervaring! We deelden de boot met 12 andere reizigers, waaronder 2 Leidenaren (hoe verzin je het?), en 7 crew members (wat een luxe!). Iedere dag bezochten we een ander eiland, van witte zandstranden, tot zwarte lavavelden,- en tunnels, en heuvels vol ‘palo santo’ (de Galapagos-boom die naar wierook ruikt, en er behoorlijk dood uitziet buiten het regenseizoen om). De dieren, van vogels tot zoogdieren, zijn absoluut niet bang voor mensen, waardoor je hun gedrag en (meestal bizarre/indrukwekkende) uiterlijk eindeloos kan observeren. Ik denk dat de foto’s voor zich spreken. Herke is ook nog een compilatie van al onze filmpjes aan het samenstellen.

We hebben nagenoeg iedere dag 2 keer gesnorkeld en naast talloze kleurige vissen, ook haaien (white en black tipped reef shark, en hammerhead shark; allemaal vegetarisch ;-)), schildpadden, roggen en zeeleeuwen gezien (en achtervolgd). ’s Avonds voeren we vaak naar het volgende eiland en schommelden we zonder enige moeite (en gelukkig ook zeeziekte) in slaap. Op weg naar het laatste eiland werd we vergezeld door wel 100 dolfijnen die voor en naast onze boot uit het water sprongen… Een tikkeltje verdrietig dat dit avontuur er weer op zat, maar ongelooflijk blij dat we dit hebben mogen meemaken, zaten we afgelopen zondag weer in het vliegtuig naar het vasteland. Ons huisje stond ons, nog steeds schoon en inmiddels ook weer deukvrij (gerepareerrd terwijl we weg waren) op te wachten: het was ook best weer fijn om in ons eigen bedje te liggen. Herke begon midden in de nacht nog over een zeehondje in ons bed, dus ik denk dat we de komende tijd ’s nachts nog heerlijk nagenieten van al het moois op de Galapagos.

Over een dag of twee zullen we grens naar Colombia oversteken, en laten we Ecuador voorlopig even achter ons. Gelukkig hebben we nog een aantal mooie plekken voor de terugweg bewaard, dus Ecuador: we’ll be back!

Eerdere blogs:
bottom of page