top of page

Met de vlam in de Pijp

Onze vorige blog schreef ik vanuit Ecuador, vlakbij de grens met Colombia. We zijn ruim 1,5 maand verder en, zoals de naam van de blog al doet vermoeden, hebben we behoorlijk wat kilometers gemaakt. Zo komt het dat we nu alweer in het noorden van Peru zitten, en Colombia en Ecuador achter ons gelaten hebben. Dat we zo de vaart erin hebben zitten, heeft verschillende redenen, waaronder dat we 1) toch graag dit seizoen naar Patagonie willen (ipv. ‘wachten’ tot november;), 2) Herke’s zus Jetske en haar vriend Jan vanaf begin maart 6 weken met ons meereizen vanuit Santiago, en 3) het geen kwaad kan om wat luie dagen uit ons reisprogramma te halen, want eigenlijk maakte die luie dagen ons alleen nog maar luier.

En zo komt het dus dat we Colombia na precies 1 maand weer verlieten. In die maand tijd hebben we, mede dankzij het feit dat we (nagenoeg) iedere ochtend om 06:00 uur opstonden, enorm veel gezien. En wat ons voornamelijk opviel aan dit land waren de enorm vriendelijke, warme mensen die ons op elk moment van de dag te hulp schoten, begroetten en vertelden dat we welkom waren in hun land. Zoals we misschien in eerdere blogs al duidelijk hadden gemaakt, zijn we niet zo gek op de dorpen en steden in Zuid Amerika, met name omdat het er vaak een beetje een bende is en de huizen niet afgebouwd zijn (hoewel de pleinen heel mooi en gezellig zijn). Colombia vormt hier een grote uitzondering op, met haar talloze kleurrijke, schattige dorpjes vol gezellige koffietentjes waar de lokale oudjes van een goed bakkie koffie lurken. Verder zijn de Colombianen ontzettend trots op alle toeristen die naar hun land komen, want een aantal jaar geleden werd dit land en haar burgers nog geterroriseerd door cocaïne-baas Pablo Escobar. Er wordt hard gewerkt aan de veiligheid, en overal staan militairen langs de wegen (voornamelijk bij bruggen) de wacht te houden. En omdat dit vrij intimiderend kan zijn en ze nu ieders vriend zijn, is er afgesproken dat deze stoere mannen naar iedereen hun duim moeten opsteken. Naast dat dit erg goed is, is het vaak ook hilarisch, want er is niets saaier en vermoeiender dan naar iedere passerende auto je duim op te moeten steken, dus vaak gaat dit vriendelijke gebaar gepaard met een chagrijnig hoofd of is er überhaupt geen oogcontact mogelijk omdat de militair in kwestie de andere kant opkijkt. Vaak als je enthousiast terug zwaait en je duim opsteekt, kan er wel een grijns vanaf. De Colombianen uiten ook hun vertrouwen (dat is natuurlijk wel anders geweest) en dank, en draaien vaak hun raampje naar beneden om de militairen de hand te schudden. De politie is overigens ook bijzonder vriendelijk en nieuwsgierig, hoewel we een aantal keer ook aan de kant gezet werden en er vervolgens door een ander mannetje om geld gevraagd werd voor een goed doel. Zo hebben we een armbandje gekocht en daarmee been- en armloze militairen geholpen, en 2 diploma en een sticker op de voorruit voor… tja ik weet niet meer waarvoor. Voelde in ieder geval een beetje oneerlijk om door de politie gestopt te worden voor het doneren aan een goed doel. Tenslotte zullen we als we terugdenken aan Colombia, ook altijd denken aan de talloze tolhokjes en suïcidale motorrijders. Elke 50km wordt je een paar duizend peso (zo’n 3-4 euro) afgetroggeld, terwijl de motorrijders gratis passeren. Dat laatste verklaart logischerwijs het aantal motorrijders op de weg. Gelukkig waren de wegen in uitstekende conditie, dus was het de tol ook zeker waard. We hebben ons laten vertellen dat dit tolsysteem, en dan met name de frequentie waarmee je moet betalen, nog dateert uit de tijd dat het te gevaarlijk was om je dorp te verlaten, en niemand dus verder dan 50km van huis ging.

Ongeveer de helft van Colombia bestaat uit Amazone, en is (ook omdat het nog best gevaarlijk is en er nog wat gewelddadige groeperingen zijn) daardoor niet te bereizen. Daarnaast is de westkust ook nog niet helemaal veilig, dus bleven we voornamelijk op en rondom de 2 hoofdwegen die van noord naar zuid door Colombia lopen, die afgescheiden worden door de Cordillera Oriental en Occidental. Hierdoor hebben we een mooi rondje (uhh, zeg maar gerust ‘rond’ want het was 4936 km in totaal) kunnen rijden en alles kunnen zien wat we wilden zien.

De grensovergang vanuit Ecuador verliep soepel, maar langzaam. Het duurde zo’n 5 uur in totaal, want vanuit buurland Venezuela komen veel vluchtelingen. Colombia verwelkomt hen met open armen, en iedereen krijgt een visum en mag direct aan het werk. Toen we eenmaal het land in waren, was het wachten nog niet voorbij, want Marleen mocht nog 1,5 uur in de rij staan bij het pinautomaat en ook het regelen van de autoverzekering duurde nog zeker een uur (terwijl dat maar 5 minuten hoeft te duren). Ach, we mogen niet klagen ;-) en wat wil je in een Latino & Caribisch land?

Goed, wat hebben we in die maand allemaal uitgevoerd? We begonnen in Popayan, een koloniaal dorpje met witte, schattige huisjes en een ontspannen sfeertje, waar we in het bejaardentehuis (we stonden om een hoekje te gluren) uitgenodigd werden om de mega-kitsch kerststal te bewonderen. In het bergplaatsje Silvia sliepen we bij een lokale familie op het land, en maakten een wandeling naar een meertje dat iets weg had van een 'infinity pool’.

Tussen de suikerrietplantages (en gigantische trucks die dit vervoeren) reden we door naar de Cocora Vallei, die bekend staat om de enorm hoge palmbomen op de groene Teletubbie-heuvels. Daarnaast heeft de suikerriet hier plaatsgemaakt voor koffie, en konden we een koffietour natuurlijk niet aan ons voorbij laten gaan. Inmiddels zijn we iets meer expert geworden op het gebied van koffie, en checken we zorgvuldig de verpakking voordat we een nieuw pak kopen. Herke herhaalt de stoere koffie-feitjes in zijn hoofd, zodat hij jullie uiteindelijk goed de les kan lezen over wat nou echt goede koffie is. En Marleen proeft, met haar onderontwikkelde smaakpapillen, natuurlijk weinig verschil.

Oh nog een leuk weetje. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Amerika de overtollige WWII Willy jeeps aan Colombiaanse boeren verkocht, na een stoere demonstratie op de trappen van de dorpspleinen. Sindsdien worden deze jeeps niet alleen ingezet voor het vervoeren van bananen, bamboe en koffie, maar ook mensen. Een volle jeep, met 16 mensen (er hangen dan zeker 4-5 mensen aan de achterkant, waardoor de voorkant lijkt op te stijgen) of 20-25 zakken sinaasappelen, wordt ook wel een yipao genoemd, en is een officiële meeteenheid in Colombia.

Onderweg naar Medellin bezochten we de kleurrijke dorpjes Filandia en Jardin, waar we vooral een beetje rond struinden en de groene, gele, blauwe, roze, oranje en rode huisjes vastlegden en op terrasjes heel veel koffie dronken. Wisten jullie dat eigenlijk alle goede Colombiaanse koffie geëxporteerd wordt, en de Colombianen zelf het met tweederangs koffie moeten doen? En dat zoals zij de koffie drinken het echt niet te zuipen is… slap bakkie met een berg suiker (zoals alles hier, inclusief een kaasbroodje bij de bakker). Bleh! Gelukkig weten ze heel goed hoe de gringo’s hun koffie graag drinken ;-)

Medellin was eigenlijk een beetje een teleurstelling, wat voornamelijk kwam omdat we verkeerde verwachtingen hadden. Maar omdat deze stad ook enorm veel respect verdient voor de manier waarop ze na de dood van Pablo Escobar alleen de positieve dingen proberen te herinneren, en van de gevaarlijkste stad ter wereld (met 380 moorden per 100.000 inwoners per jaar; ter vergelijking: op dit moment is het maximum 120 ter wereld) in een toeristische trekpleister is veranderd. Zo is op het plein waar vroeger de verslaafden, schimmige figuren en daklozen rondhingen, een openbare bibliotheek geopend, en is de stad weer een stuk veiliger (in ieder geval tot het donker wordt..) Kortom: hoewel het niet de prijs voor mooiste of gezelligste stad wint, verdient het diep respect voor de 180 graden omslag die het heeft gemaakt.

De stad is enorm groot, gevangen tussen de bergen, en heeft niet per se gezellige straten. De stad beschikt over een geweldig metro-systeem, en om de armere wijken die tegen de bergen aan gebouwd zijn, te verbinden met het centrum, zijn er kabelbanen gebouwd die een tof uitzicht over de stad geven (en je kan dus ook stiekem - en veilig - vanuit de lucht naar de huisjes en tuintjes kijken). Medellin wint ieder jaar de nationale kerstverlichtingswedstrijd, wat vooral betekent dat de stad, en dan vooral in Parque Norte, aan alle kanten superkitsch knippert en flikkert in alle kleuren van de regenboog (LED).

Voordat onze lange rit naar Cartagena (in het noorden, aan de Caribische kust) begon, bezochten we nog het plaatsje Guatape. Wederom enorm kleurrijk, en dit keer waren de huisjes ook versierd met 3D historische beelden die het geloof of beroep van de bewoner verklappen en de geschiedenis van het plaatsje uitbeelden. Het plaatsje ligt midden in een groot kunstmatig meer, dat in de jaren 70 gecreëerd werd om energie op te wekken. Ongeveer 30% van de energie die in Colombia gebruikt wordt, wordt via deze dam opgewekt. Door dit voorheen bergachtige gebied vol te laten lopen zijn er allemaal kleine eilandjes ontstaan, wat een beetje een fjord-achtig aandoet.

In Cartagena hebben we 2,5 dag alleen maar een beetje van ijssalon naar koffietentje (met airco) gehopt. Knusse straatjes met prachtige koloniale gebouwen, begroeid zijn met blije bloemetjes. En dan ook nog aan zee! Het was er bloed en bloedheet, dus tussen 12:00 en 16:00 deden we eigenlijk nog minder dan niks. Net buiten Cartagena hadden onze Duitse vrienden Ali en Malte een appartement, waar we met z’n vieren nog een laatste keer herinneringen hebben opgehaald. Hun reis in Zuid Amerika zit erop, en zij zullen nog een paar maanden in Mexico doorbrengen voordat ze terug naar huis gaan. Het was een vreemd gevoel dat we hen niet meer tegen zullen komen… We ontmoeten natuurlijk genoeg mensen, maar uiteindelijk zijn er maar weinig waarmee je ‘voorbij het standaard-praatje’ (waar zijn jullie geweest, hoe hebben jullie gereden, blablabla) komt, en je genoeg samen hebt meegemaakt om herinneringen op te halen en grapjes te maken.

We reden langs de Caribische kust en streken uiteindelijk neer bij een camping aan het strand, tussen de palmbomen. Dit klinkt allemaal idyllischer dan het was, want het zand zat vol bijtende vliegjes, het was enorm vochtig en warm, en de zee was te ruig om in te zwemmen. Dus… Caribische kust van Colombia is wat ons betreft zwaar overschat. Die hebben we dus snel achter ons gelaten voor een flitsbezoek aan de ecolodge van een vriendin van Ali en Malte, in het gebergte de Sierra Nevada de Santa Marta. De weg er naartoe bleek behoorlijk ruig (8km in een uur gereden), dus Herke’s rij-skills werden weer aardig op de proef gesteld. We hebben daar een beetje in de hangmat gehangen en in de rivier gezwommen.. Even relaxen voordat we officieel aan onze weg naar het zuiden begonnen.

Het was weer een lange rit naar onze volgende bestemming, waarbij we vlak langs de grens met Venezuela reden, waar we ineens supergoedkope benzine konden kopen (en er ook gesmokkelde benzine vanuit jerrycans langs de weg verkocht werd) omdat het daar voor bijna 100% gesubsidieerd wordt door de overheid. We sliepen die nacht bij een tankstation, nadat we ongeveer ene uur in de file hadden gestaan. Het was enorm warm in de auto en hoewel de zweetdruppels over onze ruggen liepen, konden we ook niet zo makkelijk de deuren openzetten want er zaten ongeveer 20 militairen te chillen naast onze auto, wachtend op hun vervoer naar waar ze moesten patrouilleren en waarschijnlijk niet-wetend dat er 2 zwetende otters in de auto voor hun neus lagen. Gelukkig waren ze na een uur vertrokken en stortten wij ons zwetend uit de auto, hunkerend naar dat lichte briesje. De volgende dag zagen we de oorzaak van de file: gekantelde vrachtwagen. En alsof het nationale omkieper-dag was, kwamen we er die dag nog 2 tegen… iets met rijgedrag?

Barichara werd onze volgende bestemming, wederom een wit, koloniaal dorpje, waar aan de rand van het plaatjes op een klif wildkampeerden, met geweldig uitzicht over de vallei. ’s Nachts plassen was ook echt een feest, want we werden getrakteerd op een superheldere nacht met triljarden sterren. Via het plaatsje Mongui, het hele jaar door een kerstplaatsje door de witte huisjes met rode en groene kozijnen en deuren, reden we naar het nabij gelegen Lago Tota (grootste meer van Colombia), waar het barstte van de vakantievierende Colombianen, met blaffende honden, krijsende kinderen en rokende BBQ’s. We hadden een iets rustigere wildkampeerplek verwacht… ;-) Misschien worden we een beetje mensenschuw, want ook in het volgende koloniale (begint het al te vervelen? ons inmiddels wel een beetje) plaatsje, Villa de Leyva, was het een drukte van jewelste. Bovendien had Herke in het hostel op zijn kop gekregen van een Duitse vrouw, omdat hij zijn tandpasta in de gootsteen in de keuken had uitgespuugd (en hij had het nog wel voorzichtig gedaan, verklaarde hij). Het zat haar blijkbaar zo hoog dat ze het ook nog even verklikt heeft aan de receptionist. Wij maakten ons vooral druk om het feit dat zij zich druk zat te maken om niks. Toen we deze kronkel ontdekten, kalmeerden we weer een beetje.

We vonden het in ieder geval een goede reden om de volgende dag met kerst, 25 december, toch vast verder te rijden, en van de rust op de weg gebruik te maken en verkeer-chaotische stad Bogota te doorkruisen. Dat was een groot succes, want we sjeesden zonder problemen de stad door. We brachten kerstavond uiteindelijk toch op een bijzondere plek door: midden in de Tatacoa woestijn. Een tegemoet-rijdende Colombiaan, van top tot teen in modder gehuld, raadde ons af verder de woestijn in te rijden omdat er een modderige rivier doorkruist moest worden. We besloten dat niks onmogelijk is totdat we het met onze eigen ogen gezien hebben, en dat was maar goed ook. Het bleek appeltje eitje, peanuts, en een kind kan de was doen. Dus zo brachten we kerst door op een prachtig plekje in de Valle de Constellaciones (niks geen ster gezien, want het was bewolkt), helemaal alleen en behoorlijk afgelegen.

Dat we die nacht van alle kanten ingesloten werden door onweer en we op een enorme vlakte geparkeerd stonden (dat vond Marleen vooral spannend), en het vervolgens met bakken uit de hemel kwam (hierdoor kneep Herke ‘m een beetje) maakte het toch een enerverende kerst. Herke’s angst bleek de volgende ochtend iets gegronder, want het pad was in een grote modderpoel (met mini-afgrondjes aan minimaal 1 zijde van de weg) te zijn veranderd. Een uur lang glibberden we alle kanten op. Er zijn 2 helden deze dag: de auto natuurlijk, die ongelooflijk veel power heeft laten zien en ons geen seconde teleurstelde, maar op nummer 1 staat natuurlijk Herke, die kneitergoed, in opperste concentratie en met geveinsde kalmte door de blubber manoeuvreerde en zelfs 1 keer, toen de auto een kuil in dreigde te glibberen, zonder twijfel en vol gas de auto weer op het pad wist te krijgen. Het was zo rete-spannend dat we onderweg geen foto’s gemaakt hebben (het regende ook nog steeds, dus dat speelde misschien ook mee), maar het eindresultaat mag er ook wezen: foto van blubberauto De attractie (het rode uitgesleten gesteente) waar we naar onderweg waren, was natuurlijk niks vergeleken met de rit er naartoe. Dus na snel een foto genomen te hebben, stapten we snel weer in de auto.

We sloten Colombia af met 2 bezoekjes aan archeologische plekken: Tierradentro en San Agustin. Vooral de eerste plek was helemaal de bom, waarbij we een wandeling van 14 km door de bergen maakten, langs hele toffe, beschilderde graftombes. Rondom San Agustin zijn allemaal plekken waar je maffe standbeelden kan bezoeken. Maar nadat we er een stuk of 50 gezien hadden, vonden we het wel goed geweest. Uiteraard kon het museum weer weinig informatie geven, en was er vooral veel giswerk over het hoe, wat en waarom omtrent het volk en hun rare standbeelden. Dat de dood een belangrijke rol speelde was in ieder geval wel duidelijk.

Via de Trampolina del Muerte, een soort death road zoals we in Bolivia hebben gereden, reden we weer richting de grens met Ecuador. We lunchten bij Lago de la Cocha, een soort Zwitserland met groene heuvels, koeien en chalets, en reden op oudjaarsdag Ecuador weer in (wederom praktisch gebruik gemaakt van een feestdag; en met succes, want de grensovergang ging dit keer een stuk sneller: 2 uurtjes). Na de soepele grensovergang bleek dat we iets te vroeg gejuicht hadden, want onderweg naar de camping waren er zo’n 30 wegblokkades met touwen, stenen en afgehakte takken, waarbij de Ecuadoraanse mannen als travestieten (blijkbaar oude weduwen, maar ze hadden niet echt hun best gedaan) verkleed waren en om wat kleingeld vroegen. Wij hadden nauwelijks dollars over van ons vorige verblijf, dus nadat we onze Colombiaanse peso (met veel afkeur) hadden uitgedeeld, konden we alleen maar lief lachen en hopen dat ze ons toch door wilden laten. Een behoorlijk opdringerige vrouw gaf niet zomaar op, en nadat we ook ontkend hadden snoepjes bij ons te hebben, bood ik haar onze Vitamine B pillen aan, die ze met enige afgunst uiteindelijk toch aannam. Graag of niet hoor! (Marleen krijgt overigens toch een soort rare opvliegers van die pillen, dus gaf ze graag weg). De levensgrote poppen die we langs de kant van de weg zagen, worden verbrand (want ze verbranden hier nog niet genoeg plastic) om afscheid te nemen van het ‘oude’ en het nieuwe te verwelkomen.

Kunnen jullie geloven dat dit lange verhaal allemaal in 1 maand heeft plaatsgevonden?

In Ecuador stonden er nog 2 plekken op ons verlanglijstje: de Nationale Parken Cotopaxi en Chimborazo. Je schijnt de dagen rondom volle maan een grotere kans te hebben om de vulkaan Cotopaxi te kunnen zien, en we hadden inderdaad geluk: een heldere dag en nacht! We wandelden wat rond het park, reden zover mogelijk de vulkaan op, en liepen naar de refugio voor een geweldig uitzicht over de rest van het park. Ook Chimborazo, met haar 6310 meter de hoogste berg/vulkaan van Ecuador (en doordat deze berg zo dicht bij de evenaar ligt, is de afstand tot het middelpunt van de aarde het grootst, waardoor deze in feite de hoogste berg op aarde is, en je op de top het dichtst bij de sterren bent), was zeker een bezoekje waard! Veel zwarte lavastenen, en ook sneeuw (wat dan vooral Marleen weer erg blij maakte). De wandeling naar de refugio, gelegen op 5100 meter hoogte, was bijzonder zwaar, hoewel de afstand slechts een paar honderd meter is (daar deden we een halfuur over), en het maakte het uitzicht er niet per se beter op want de berg was nog altijd in de wolken gehuld.

Nog net voor de grens met Peru werden we 2 keer door de politie aangehouden, en werd weer eens beweerd dat Herke niet mag rijden omdat de auto op Marleens naam staat, en dat we voor de getinte ramen een vergunning moeten hebben (wat onzin is, want dat geldt niet voor buitenlandse auto’s). De eerste was vrij snel afgepoeierd, maar voor de tweede moesten we toch echt na een kwartier discussiëren het charme-offensief inzetten. We hebben op zijn gevoel ingespeeld en gezegd dat het toch jammer zou zijn dat we na ruim 2 maanden met veel plezier in zijn mooie Ecuador gereisd te hebben, het land dan met zo’n nare ervaring moeten verlaten. Hij begon een beetje te zweten, moest overleggen met zijn chef in de auto, en uiteindelijk mochten we toch de laatste 28 km tot aan de grens met de getinte ramen rijden. Gelukkig ging de grensovergang vervolgens erg soepel (we krijgen er allebei toch een beetje stress van als de politie ons stopt), en heeft de Peruaanse douanier op ons import-papier gezet dat we getinte ramen hebben en dat het oke is (en ze heeft ons nog even op het hart gedrukt dat we echt nooit de ‘boete’ moeten betalen, want het is grote onzin).

En nu zitten we dus alweer in het noorden van Peru. We hebben net 2 dagen aan het strand doorgebracht, druipzandkastelen en forten gebouwd, wat kleine klusjes aan de auto gedaan en vooral ook even relaxen voordat we de rappe rit naar het zuiden voortzetten. We houden jullie op de hoogte!

Eerdere blogs:
bottom of page